maandag 30 augustus 2010

De zwarte wouw

“De zwarte wouw (milvus migrans) is een roofvogel uit de familie sperwerachtigen (accipitridae). De lengte van de zwarte wouw is 48 tot 65 cm en de vleugelspanwijdte bedraagt 135 tot 155 cm. De zwarte wouw heeft een lange staart met een kenmerkend gevorkt uiteinde. Het verenkleed is kastanjebruin tot zwartbruin van kleur.”


Deze beknopte biologieles is afkomstig van de alwetende encyclopedie Wikipedia. Als volwaardig wiki-addict snap ik niet hoe we als mensheid ooit in een tijd hebben kunnen leven zonder dit adres voor de onmiddelijke bevrediging van kennisbehoefte, maar dat terzijde.

De encyclopedie vertelt verder: “Buiten Europa is de zwarte wouw zeer algemeen in delen van Afrika, met name in steden. Als vliegers hangend boven een gedeelte van de wijk Westlands in de Keniase hoofdstad Nairobi, waar op iedere vrijdag werknemers van de organisatie International Child Support (ICS) gezamenlijk lunchen in de tuin van hun kantoor, kunnen grote hoeveelheden worden aangetroffen. De zwarte wouw die zich specifiek op deze plek ophoudt heeft het doorgaans voorzien op de chicken massala of de fried fish die de werknemers van de organisatie als middagmaaltijd op hun bord hebben liggen. Tot nog toe zijn er twee gevallen van lunchroof gerapporteerd door geschrokken werknemers van ICS. Een van hen liep daarbij lichte verwondingen op in de vorm van enkele schrammen aan de hand waarmee zij haar bord probeerde te beschermen voor de grijpgrage klauwen van de roofvogel. Als gevolg van dit gedrag van de zwarte wouw is het groepje dat op vrijdagmiddag nog buiten in de tuin durft te lunchen aanzienlijk uitgedund.”

vrijdag 27 augustus 2010

Muggen

Een groot voordeel van Afrika boven Europa is dat de muggen hier veel trager zijn. En ook dommer. Als ik thuis door het gezoem uit mijn slaap wordt gewekt, weet ik dat de kans groot is dat ik een slapeloze nacht tegemoet ga. Tegen de tijd dat ik een sok of een krant of (liever niet) een boek heb gepakt om het beestje mee te lijf te gaan, heeft het alweer een ander plekje opgezocht. Of het zweeft duidelijk hoorbaar, maar totaal onzichtbaar ergens door de slaapkamer. Mocht ik hem dan toch in het vizier krijgen, dan dans ik eerst een kwartier door de kamer om aan de goede kant van de mug te blijven. De goede kant is de kant waar je ze tegen een lichte achtergrond ziet, want zodra ze voor iets donkers langs vliegen, zie je ze niet meer. Nederlandse muggen hebben een heel goed gevoel voor licht en donker.

In Afrika houden muggen er rekening mee dat je nog even goed wakker moet worden als ze je pas zijn komen wekken. Dat je nog niet een en al reactievermogen bent als je net je ogen open doet. Ze draaien traag rondjes boven je bed en als je het licht aanknipt, zijn ze niet plotseling opgelost in het niets, zoals in Nederland. Ze gaan pontificaal voor je op de spierwitte muur zitten, zodat zich een duidelijk klein zwart verticaal streepje aftekent. En dat terwijl er ook gewoon een donkerbruine kast staat. Als je dan een slipper pakt, of opnieuw een sok of een tijdschrift (ik ben hier wat zuiniger op mijn boeken omdat ik er maar een beperkt aantal mee kon nemen), blijven ze heel keurig, rustig zitten. Alsof ze willen zeggen: ‘Doe maar kalmpjes aan hoor, ik heb de tijd...’

Als voor zo´n Afrikaanse mug dan ineens ´pats!!´ met een harde klap het licht uit gaat, ben ik dan ook veel milder gestemd tegenover het stoffelijke restje. In Nederland laat ik ze platgeslagen, klevend aan hun eigen bloed aan de muur uitdrogen. Ze blijven daar hangen als een soort trofee die blijk moet geven van mijn jagerskunst. De Massaikrijgers, hier op de Keniase hoogvlakten, doen zoiets met de leeuwen die ze met hun speren doden. Ze nemen dan de huid mee als symbool voor hun moed. Met Afrikaanse muggen doe ik dat niet, die kunnen een eerlijke behandeling verwachten. Ieder krijgt zijn eigen stukje pleepapier en zijn eigen doorspoelbeurt op het toilet.

dinsdag 24 augustus 2010

Appartement

Ik heb een buikschuiver over de gelakte houten vloer van de woonkamer van mijn appartement gemaakt, een soort volleybalduik zeg maar. Niet omdat ik daar zin in had, maar gewoon omdat het kon. Wat moet ik anders met al die ruimte? Als ik in Thailand in mijn appartement een buikschuiver zou hebben gemaakt, dan zou ik de volgende ochtend dood door de schoonmaakster gevonden zijn, met een geknakte nek. Als ze tenminste de deur nog zou hebben kunnen open krijgen, want als ik daar languit op de grond zou hebben gelegen, zou een deel van mijn lichaam sowieso de deur hebben geblokkeerd.


Na de buikschuiver ben ik naar de badkamer gelopen en heb daar een plas op het toilet gedaan. Terwijl ik daar stond had ik het idee dat het geluid van het klateren van de straal in de wc een echo gaf. Ik heb toen heel hard “Hallo!” geroepen en ik hoorde inderdaad “hallo” terug. Toen ik klaar was ben ik naar de andere badkamer gelopen om mijn handen te wassen. Niet omdat er geen wasbak was in de badkamer waar ik een plas had gedaan, maar gewoon omdat er een tweede badkamer was. Wat heb je aan twee badkamers, als je er maar een gebruikt? Ik moet er nog even over nadenken waar ik me vanavond ga douchen.

Ik weet ook nog niet in welke slaapkamer ik vannacht ga slapen. De slaapkamer achter in het huis heeft het lekkerste bed, maar het nadeel van die slaapkamer is weer dat het zo ver lopen is vanuit de woonkamer. Ik zit nu op het balkon te typen en ik moet nu maar afsluiten, want het begin te schemeren en tegen de tijd dat ik de balkondeur bereikt heb, zal het wel helemaal donker zijn.

zondag 22 augustus 2010

Vertrekruimtes

Als je een man van dertig jaar of ouder bent, en je zit alleen in de vertrekruimte te wachten tot je aan boord kunt van het vliegtuig naar Bangkok, dan kun je op misprijzende blikken van vooral je vrouwelijke medepassagiers rekenen. Je ziet ze denken: man alleen naar Thailand, isgelijkteken, sekstourisme. Zelfs grond- of cabinepersoneel van KLM lukt het vaak niet om het gezicht in een plooi te houden: “Wat gaat u in Thailand doen? Werk? O, leuk.” Maar ondertussen valt op het gezicht te lezen: Werk? Yeah right. Smeerkees! Viespeuk! Weer zo’n stakker die in Nederland niets kan krijgen. Weer zo´n man die zo nodig een vrouw uit het buitenland moet halen.


De vertrekruimte voor het vliegveld naar Nairobi is in dat opzicht een verademing. Je medepassagiers durven gewoon naast je te gaan zitten en niemand geeft er opzichtig blijk van al precies te weten wat de doelstelling van je reis is. Het enige wat een beetje vervelend is, is dat je met je zware handbagage soms wel heel erg moet slalommen tussen de kinderwagens door. Tientallen jonge vrouwen houden met één hand hun buggy’s op hun plaats en met de andere proberen ze een al wat ouder kindje, onrustig geworden van het lange wachten, in bedwang te houden. De baby’s in de kinderwagens en de jengelende peuters aan de hand zijn, zonder uitzondering, prachtige halfbloedjes. Medepassagiers en grond- of cabinepersoneel van KLM aaien de kleintjes liefkozend over hun kroeskopjes. Ze glimlachen naar de moeder: “Wat een schatjes. Wat een schitterende kinderen.”