woensdag 27 oktober 2010

Dingdong-ervaring

Soms lijkt het alsof alles wat zich voor je ogen afspeelt een film is, waar je van een afstandje naar kijkt. Alsof je niet echt bent waar je bent, alsof alles nep is en ver weg. Maandagavond maakte een winkeldeurbel mij wakker uit die toestand. Een robotachtig ‘dingdong’, dat opklonk bij elke klant die de 7Eleven binnenwandelde, doordrong mij er ineens van: ‘Hé... ik ben weer in Thailand, ik ben weer in Ubon!’ Zoals een muzieknummer of een geur je plotseling een scherpe herinnering voor ogen kan brengen, zo riep het ‘dingdong’ in mij het Thailand gevoel naar boven. En hoewel ik het ‘dingdong’ in mijn Thailand-tijd een beetje ergerlijk vond, omdat de toon van het –dong op het laatst een beetje naar beneden afbuigt en daardoor vals klinkt, bleef ik nu verlekkerd staan luisteren. Het was fijn om weer even in Thailand te zijn.

Op dit moment ben ik in Laos. In Laos heb ik nog geen ‘dingdong’-ervaring gehad hoewel ik wel weer dezelfde mensen tegenkom en in hetzelfde hotel slaap als tijdens mijn vorige bezoeken aan dit land. Samen met mijn opvolger van ICS Azië en mijn Nederlandse collega voer ik een evaluatie uit, gecombineerd met een training over een evaluatiemethodiek die ICS hanteert. Vandaag zijn we op bezoek geweest in een van de dorpen waar ICS werkt. Daar hebben we met de bewoners gepraat over een school die daar kortgeleden in gebruik is genomen.

Vrijdag reizen we terug naar Thailand en zaterdag vlieg ik dan terug naar Nairobi. In de tussentijd hoop ik op nog zo’n dingdong-ervaring. Wie weet gaat het lukken als ik vrijdagavond naar de nachtmakrt ga lopen om eten te halen en de zwerfhonden uit hun tenten ga lokken, of als ik zaterdag voor vertrok nog één keer bij restaurant Bangkok ga dineren. Maar mocht het niet lukken dan kan ik op het vliegveld altijd nog even bij de 7Eleven binnenwandelen om naar die heerlijke deurbel te luisteren, al is het maar voor vijf minuten.

donderdag 21 oktober 2010

Vragen

Ik wil echt niet klagen, hoor. Ik ben gewoon nieuwsgierig. Ik vraag gewoon.

Waarom hebben mensen de onbedwingbare neiging om zich zo breed mogelijk te maken in de wandelgangen van vliegvelden? En waarom gaan ze dan ook nog eens uitproberen wat het langzaamste tempo is waarmee ze zich kunnen voortbewegen? En waarom doen ze dat het liefst met zijn tweeën of met zijn drieën, precies in het midden van zo’n gangpad? Nogmaals, ik vraag dit uit pure interesse, zeuren is absoluut mijn bedoeling niet.

Waarom kijken diezelfde mensen verstoord opzij als je ze vriendelijk, doch zeer dringend vraagt of je er langs mag? En waarom kost het ze minstens tien seconden om je vraag te begrijpen en daarna nog eens tien seconden om gehoor te geven aan het verzoek? Andermaal, mocht u denken dat ik klaag... Nee hoor, geen sprake van. Het is gewoon de zucht naar zuivere psychologische en sociologische kennis.

Waarom kruipen sommige mensen op het vliegveld van Nairobi onder de afscheidingslinten door in de wachtrij voor de paspoortcontrole? (Je zou het ook voordringen kunnen noemen, maar dat klinkt zo negatief en ik zou het heel vervelend vinden als u denkt dat klagen de insteek van dit stukje is.) Maar toch, waarom doen ze dat, dat kruipen onder die linten door? En waarom zijn het vaak de mensen met een Indiaas uiterlijk die dat doen? En waarom praten ze heel hard (ik gebruik hier om eerder uiteengezette redenen liever niet het woord ‘schreeuwen’) tegen andere mensen met een Indiaas uiterlijk die verderop staan, terwijl ze gebaren*1 dat ze ook onder die linten door moeten kruipen om zich bij hen te voegen? Dat Indiase uiterlijk kan toeval zijn, natuurlijk, maar ik dacht misschien dat er een interessant cultureel antropologisch wetenswaardigheidje uit af te leiden valt.

Waarom zetten mensen hun koffers en tassen op de stoeltjes naast zich in vertrekruimten waar de vraag naar zitplaatsen vele malen groter is dan het aanbod? En waarom houden ze zich slapende als je ze vriendelijk verzoekt of je naast ze mag komen zitten? Of waarom antwoorden ze op datzelfde verzoek soms met één woord ‘bezet!’ als het ze niet lukt om zich slapende te houden? Wat voor boeiende diepere inzichten zouden we hieruit over deze mensen kunnen destilleren, niet uit onvrede, maar juist uit oprechte belangstelling?

Tot slot, waarom dringen dit soort vragen zich vooral bij mij op als het ’s ochtends heel vroeg is en als ik nog niet ontbeten heb of nog geen koffie heb gehad?

*1 Ik heb hier de bijvoeglijke naamwoorden ‘driftig’ en ‘heftig’ verwijderd, dat zou de lading wel dekken, want de bewegingen waarmee de desbetreffende personen gebaarden waren onrustig om niet te zeggen wild, maar het zou de totaal verkeerde indruk kunnen wekken dat ik deze vragen met onzuivere motieven stel, bijvoorbeeld uit boosheid of ergernis.

vrijdag 15 oktober 2010

De was

Uwire is de kok, de ober, de barman, de schoonmaker, de bewaker en de manager van guesthouse Majenga in Mwanhuzi. Ik schat hem een paar jaar jonger dan ik, achtentwintig, negenentwintig misschien. Als ik tegenover hem sta, valt op dat ik ongeveer tien centimeter langer ben. Uwire is op zijn beurt echter weer minimaal tien centimeter breder. Hij loopt altijd in een mouwloos shirt, zodat iedereen zijn gespierde schouders goed kan zien. En de kauwgom waarop hij onafgebroken kauwt, dient om de aandacht op zijn robuuste kaken te vestigen. Zijn ogen zijn klein en een beetje gelig en een van zijn voortanden is van goud. Behalve koken, bedienen, schoonmaken, bewaken en managen doet Uwire ook de was. Heel graag zelfs. Zo graag, dat hij, ongevraagd, kledingstukken uit de kamers van de gasten meeneemt om ze vervolgens fris en heerlijk geurend terug te bezorgen. Wel tegen een prijs natuurlijk.

Toen Uwire maandagochtend voor de deur stond met een gulle glimlach en een stapeltje keurig gewassen en gestreken overhemden in zijn hand, was ik wel een beetje verbaasd, maar ik betaalde gewillig de 2000 Tanzaniaans shillings die hij ervoor vroeg. Maar toen hij dinsdag opnieuw verscheen, deze keer met mijn witte t-shirts en mijn twee paar sokken in zijn handen, was ik al iets minder geamuseerd. Toch betaalde ik en Uwire nam het bankbiljet gretig aan. De fooi kon hij deze keer echter vergeten. ‘It’s okay now,’ zei ik, ‘no more washing.’

Zojuist werd er op de deur geklopt. Ik deed open en Uwire reikte me een handdoek en twee broeken aan. Zijn gouden tand blonk toen hij me vriendschappelijk toelachte.

‘I don’t pay’, zei ik, terwijl ik probeerde me iets langer te maken.
‘Why not?’ antwoorde Uwire, terwijl zijn borstkas breder werd alsof hij een mannetjespauw was die zijn veren uitzette om indruk te maken op een vrouwtje.
‘I didn’t ask you to wash it.’, antwoordde ik en ik deed een heel klein stapje naar voren, zodat Uwire nog iets meer omhoog moest kijken.
‘It was dirty.’, zei hij zonder een centimeter te wijken.
‘No it wasn’t’, zei ik. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit het laatste bod was dat ik durfde te doen. Mijn hart was best een beetje sneller en harder gaan kloppen, want echt vriendelijk keek Uwire inmiddels namelijk niet meer. En die gele ogen, gouden tand en opgeblazen schouders zagen er toch best indrukwekkend uit, om nog maar niet te spreken van die gespierde stierennek die nu plotseling mijn aandacht trok. Ik overwoog net om toch maar weer naar mijn portemonnee te grijpen en daarna vriendelijk maar resoluut te zeggen dat dit echt de laatste keer was, toen Uwire zei:
‘Okay. It’s okay.’, waarna hij bij wijze van groet zijn hand op stak en rustig wegbeende.

zondag 10 oktober 2010

Mwanhuzi

Gisteren (vrijdag) heb ik een activiteit van ICS bijgewoond in Mwanhuzi, Tanzania. Het was de dag van de jaarlijks terugkerende zing-, dans- en toneelspeelcompetitie. Alle liedjes en dansjes en toneelstukken gingen over hoe je Malaria en AIDS en andere nare ziekten het land (of liever nog de wereld) uit kunt helpen. Verschillende scholen uit de regio namen het tegen elkaar op.

In Mwanhuzi is het zo droog dat de zandwegen, en de zandveldjes en de boomtakken en de stekels aan de dorre struiken en zelfs de betonnen muren van de huizen wit uitslaan. Ik weet niet zeker of die witte kleur echt van de droogte komt, maar zo lijkt het omdat het een soort korrelig, poederachtig wit is, alsof alles bij gebrek aan vocht, uitelkaar valt. Als je een foto van Mwanhuzi zou maken aan het einde van de middag, als de lucht haar avondkleuren begint te krijgen, dan zou die foto je doen denken aan een ansichtkaart van een winterlandschap. Het wit zou dan op rijp lijken, en het witte zand zou je het idee geven dat het net gesneeuwd heeft. Van dat hele poederige sneeuw, daar zou het op lijken, geen goed plaksneeuw waar je sneeuwballen van kunt draaien of hutten van kunt bouwen of poppen van kunt maken.

Verrassend genoeg komt er in Mwanhuzi wel gewoon water uit de kraan. Als je ergens zou verwachten dat er geen water uit de kraan komt, dan zou dat in Mwanhuzi zijn. En toch is het er, water, alsof er van droogte helemaal geen sprake is, althans in het guesthouse waar ik verblijf. In het guesthouse waar ik verblijf is ook gewoon televisie, met goed signaal. Op dit moment heb ik een voetbalwedstrijd op de achtergrond aanstaan. Tanzania speelt tegen Marokko. Ik ben voor Tanzania, vooral omdat ik op dit moment zelf in Tanzania ben en omdat ik eigenlijk altijd voor de underdog ben, want Marokko is op papier veel sterker dan Tanzania. Bovendien ben ik voor Tanzania omdat het shirt waarin het elftal speelt, heel erg lijkt op het uit-shirt van FC Groningen: blauw-groen.

Aan het einde van de zing-, dans- en toneelspeeldag was de prijsuitreiking. De school van Mwanhuzi ging er met de beker vandoor. De kinderen waren zo blij dat ze schreeuwend en juichend met de wisselbeker (een plastic trofee bespoten met goudverf) door het dorp renden. Zojuist kwam er een grote witte jubelende stofwolk voor het guesthouse langs, waar bovenuit een goudkleurige beker stak.

maandag 4 oktober 2010

Dan weer in de boekenkast

Vrije tijd is een luxe goed. En hoewel ik er minder van heb, dan ik af en toe zou willen, klaag ik niet. Want zo nu en dan vind ik best momenten om eens heerlijk achterover te zitten of te liggen met een boek. Een boek om te ontspannen, een boek om interessante ideeën  uit op te doen, een boek dat me is aangeraden, of een boek dat al jaren ongelezen op de plank stond. Al enige tijd speel ik met de gedachte om verslag te doen van wat ik zoal lees, en gedachten zijn er nu eenmaal niet om heel lang mee te spelen. Op den duur moeten ze worden omgezet in daden. Medeleesliefhebbers verwijs ik dan ook graag naar de zusterpagina van deze weblog www.danweerindeboekenkast.blogspot.com. Een keer in de zoveel tijd (laat ik zeggen gemiddeld een keer in de twee weken, want dat is ongeveer de tijd die ik nodig heb om een boek uit te lezen, let wel gemíddeld) zal ik kort uiteenzetten wat ik heb gelezen en wat ik er van vond. Wie weet heb je er iets aan. Niet-leesliefhebbers die al moeite genoeg hebben om de tekstjes door te worstelen  die op deze pagina verschijnen, raad ik ernstig af om op bovenstaande link te klikken. Even goede vrienden, geen probleem. Tenzij ik je nieuwschierig heb gemaakt natuurlijk...

zondag 3 oktober 2010

De kraan is leeg

De kraan is leeg. Dat wil zeggen: er komt geen water meer uit. Toen ik me gisteravond stond te scheren, werd de straal eerst langzaam dunner en daarna was het op. Gewoon op. Het druppelde nog wat armoedig na, maar hoe ik ook aan de knoppen draaide, water kreeg ik er niet meer uit. Nu is dat best lastig als je je gezicht net helemaal hebt ingeschuimd. Er zat nog niet voldoende water in de wasbak om het scheren tot een goed einde te brengen. Waarschijnlijk had ik wat te lang gedoucht, hoewel ik er nog niet eens tien minuten onder had gestaan. Met mijn handdoek om mijn heupen en een baard van scheerschuim op mijn kin liep ik naar de keuken om te kijken of daar nog wat in de kraan zat. Gelukkig, in de keuken was nog water. Ik ving het op in een emmer om het over te gieten in de wasbak in de badkamer, want in de keuken hangt geen spiegel en ik kan me niet scheren zonder spiegel, tenminste niet netjes. Door het keukenraam zag ik aan de overkant gordijnen dichtgaan. Een blanke met alleen een lap om zijn heupen en een gezicht vol witte smurrie zal er wel vervreemdend hebben uitgezien. Nu begon er ook ineens minder water uit de keukenkraan te komen. Net als in de badkamer stierf de straal langzaam weg en eindigde met een paar slappe druppels. Het was net genoeg om het scheren af te maken.

Vanochtend bleek dat de pomp kapot was. Er is een nieuwe onderweg die er hopelijk morgen is. De bewakers die de toegangspoort tot dit appartementencomplex bewaken zijn ook een soort klusjesmannen. Een van hen heeft een gevulde jerrycan van tien liter gebracht. Dat is drie liter om me morgen mee te wassen, drie om de wc mee door te spoelen, een om een pan die ik morgen nodig heb mee schoon te maken en dan hoop ik dat ik voldoende over heb om mijn sokken mee te wassen, die uitgerekend nu net allemaal stinkend in de wasmand liggen.