vrijdag 15 oktober 2010

De was

Uwire is de kok, de ober, de barman, de schoonmaker, de bewaker en de manager van guesthouse Majenga in Mwanhuzi. Ik schat hem een paar jaar jonger dan ik, achtentwintig, negenentwintig misschien. Als ik tegenover hem sta, valt op dat ik ongeveer tien centimeter langer ben. Uwire is op zijn beurt echter weer minimaal tien centimeter breder. Hij loopt altijd in een mouwloos shirt, zodat iedereen zijn gespierde schouders goed kan zien. En de kauwgom waarop hij onafgebroken kauwt, dient om de aandacht op zijn robuuste kaken te vestigen. Zijn ogen zijn klein en een beetje gelig en een van zijn voortanden is van goud. Behalve koken, bedienen, schoonmaken, bewaken en managen doet Uwire ook de was. Heel graag zelfs. Zo graag, dat hij, ongevraagd, kledingstukken uit de kamers van de gasten meeneemt om ze vervolgens fris en heerlijk geurend terug te bezorgen. Wel tegen een prijs natuurlijk.

Toen Uwire maandagochtend voor de deur stond met een gulle glimlach en een stapeltje keurig gewassen en gestreken overhemden in zijn hand, was ik wel een beetje verbaasd, maar ik betaalde gewillig de 2000 Tanzaniaans shillings die hij ervoor vroeg. Maar toen hij dinsdag opnieuw verscheen, deze keer met mijn witte t-shirts en mijn twee paar sokken in zijn handen, was ik al iets minder geamuseerd. Toch betaalde ik en Uwire nam het bankbiljet gretig aan. De fooi kon hij deze keer echter vergeten. ‘It’s okay now,’ zei ik, ‘no more washing.’

Zojuist werd er op de deur geklopt. Ik deed open en Uwire reikte me een handdoek en twee broeken aan. Zijn gouden tand blonk toen hij me vriendschappelijk toelachte.

‘I don’t pay’, zei ik, terwijl ik probeerde me iets langer te maken.
‘Why not?’ antwoorde Uwire, terwijl zijn borstkas breder werd alsof hij een mannetjespauw was die zijn veren uitzette om indruk te maken op een vrouwtje.
‘I didn’t ask you to wash it.’, antwoordde ik en ik deed een heel klein stapje naar voren, zodat Uwire nog iets meer omhoog moest kijken.
‘It was dirty.’, zei hij zonder een centimeter te wijken.
‘No it wasn’t’, zei ik. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit het laatste bod was dat ik durfde te doen. Mijn hart was best een beetje sneller en harder gaan kloppen, want echt vriendelijk keek Uwire inmiddels namelijk niet meer. En die gele ogen, gouden tand en opgeblazen schouders zagen er toch best indrukwekkend uit, om nog maar niet te spreken van die gespierde stierennek die nu plotseling mijn aandacht trok. Ik overwoog net om toch maar weer naar mijn portemonnee te grijpen en daarna vriendelijk maar resoluut te zeggen dat dit echt de laatste keer was, toen Uwire zei:
‘Okay. It’s okay.’, waarna hij bij wijze van groet zijn hand op stak en rustig wegbeende.

2 opmerkingen:

  1. Jij komt nog eens tot heldendaden, zoiets hebben we met de taxichauffeur in Ubon ook al eens gehoord!!!! Toch goed dat je zo standvastig bent!! Stierennekken kunne trouwens wel heeeel gevaarlijk zijn hoor
    mam

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Haha, dit doet me meteen denken aan die tune van Ghost busters:

    If there is something weird
    And it don't look good
    Who ya gonna call
    PETER DAS

    Reiken je diensten ook tot Kisumu?

    BeantwoordenVerwijderen